Noodverlichting buiten

Naast noodverlichting binnen, dient er ook noodverlichting aan de buitenkant van het gebouw aanwezig te zijn. Voor een veilige ontruiming stopt de noodverlichting niet bij de nooduitgang, maar wordt deze ook daarbuiten doorgevoerd. In sommige gevallen tasten personen wanneer zij buitenkomen letterlijk en figuurlijk in het duister. Denk daarbij aan nacht- en avonddiensten.

Wanneer een medewerker of bezoeker van een locatie buitenkomt en in het duister tast, kan dit tot paniek leiden. Dit kan op haar beurt leiden tot verkeerde keuzes in wellicht cruciale situaties. Daarbij komt dat obstakels wellicht over het hoofd gezien worden, zoals traptreden, plantenbakken, hekjes of fietsenrekken. Dit kan fatale gevolgen hebben.

In de wet staat daarom vastgelegd dat een vluchtroute tot en met buiten goed begaanbaar moet zijn. Mensen moeten de mogelijkheid hebben om op een veilige manier te vluchten naar een verlichtte locatie. In het Bouwbesluit staat gedefinieerd dat een veilige locatie “een aansluitend terrein is vanwaar de openbare weg bereikt kan worden”. Dit hoeft dus niet altijd de plek te zijn die wordt betreden wanneer het personeel het gebouw via de nooduitgang verlaat.

Het is daarom ook verplicht om het personeel op een veilige manier naar de veilige locatie te geleiden. Hiervoor is dus ook buiten noodverlichting gewenst indien het personeel dit nodig heeft om op de veilige locatie te komen. Aan de buitenkant van en in de nabijheid van elke uitgang naar buiten is het dan ook verplicht om noodverlichting te plaatsen. Daarnaast dient bij elke uitgang die als nooduitgang gebruikt kan worden, ook noodverlichting aanwezig te zijn.

De Arbodienst heeft in de wetgeving opgenomen dat er noodverlichting aanwezig moet zijn die op een adequate manier is toegepast op de werkplek en ontvluchtingsroutes. Aangezien adequaat hier een vaag begrip is, wordt hier vaak verwezen naar de NEN 1838 norm. Hier wordt de noodverlichting aan de buitenkant van een gebouw gedetailleerd besproken.